Zoeken in deze blog

dinsdag 9 maart 2010

Uitbreiding onderzoeksvraag

Naarmate een onderzoek vorderd moeten er een hoop aanpassingen worden gedaan. Waar nodig worden de onderzoeksvraag en de subvragen bijgesteld. Zo ook in mijn actieonderzoek.

Mijn aanvankelijke onderzoeksvraag was als volgt;
Hoe houd ik kinderen gemotiveerd/ geboeid tijdens een saaie les, bijvoorbeeld geschiedenis?

Doordat mijn critical friends kritisch naar deze vraag hebben gekeken, heb ik mijn onderzoeksvraag bij kunnen stellen én heb ik subvragen kunnen opstellen.

Commentaar van mijn critical friends;
·Hoe zie je dat de kinderen geboeid zijn?
- gedrag?
- aan elkaar zitten?
- welke kinderen met name (bepaalde groep kinderen)?

·Wat is een saaie les?
- is dit voor jou saai of voor de kinderen? (veel kinderen vinden geschiedenis leuk)
-hoe zie je dat de kinderen dit een saaie les vinden?
- hoe worden deze lessen op dit moment gegeven?

·Wil je één les kiezen, of kijken naar meerdere lessen?

Naar aanleiding van dit commentaar of eigenlijk deze vragen heb ik de volgende onderzoeksvraag geformuleerd;
Hoe kan ik kinderen geboeid houden, doormiddel van mijn eigen enthousiasme en inbreng, tijdens een theoretische methodeles les?

Bij deze onderzoeksvraag heb ik de volgende subvragen geformuleerd;
- Hoe kun je zien dat kinderen geboeid zijn? (Welk gedrag vertonen geboeide en juist niet-geboeide kinderen?)
Dit wil ik onderzoeken door de leerstijlen van Kolb te gebruiken bij mijn observaties.
- Welke manier van lesgeven boeit de kinderen het meest?
Dit wil ik onderzoeken door op verschillende manieren les te gaan geven, hier wil ik verschillende cyclussen van maken.

Zoals je ziet zijn de vragen voor mijn actieonderzoek nog niet compleet, hier ga ik de komende week aan werken.

Reflectie op ICT modelles

Naar aanleiding van de les ICT die wij hebben gehad heb ik een reflectie gemaakt. Deze les ging over de Olympische Winterspelen in Vancouver 2010. Zelf vond ik de les heel erg leuk, dit omdat we zelf heel actief bezig konden zijn met de opdrachten die we kregen. De reflectie die hieronder te vinden is, heb ik gemaakt aan de hand van de vragen die in de powerpoint prestentatie stonden.

Aan welke doelen heb je tijdens deze modelles gewerkt?
Tijdens deze modelles heb ik aan de volgende doelen gewerkt;
- Leren werken met Google Earth.
- Te weten komen welke sporten er voorkomen op de Olympische Winterspelen.
- Te weten komen waar Vancouver precies ligt en wat de omgeving hiervan is.

Wat was je eigen beginsituatie?
Zelf heb ik al weleens gewerkt met Google Earth, ik wist hier dus goed de weg te vinden en dus ook wat ik er precies mee kon doen. Verder was ik al bekend met de Olympische Winterspelen. Ik wist de meeste sporten wel te benoemen en ook had ik al veel over de Spelen in Vancouver gelezen en gehoord.

Op welke manier is gewerkt aan betrokkenheid?
De betrokkenheid van de leerlingen is getrokken doordat we zelf heel actief bezig waren. Zo hebben we zelf een aantal opdrachten mogen maken op Google Earth. Ook hebben we actief mee mogen denken in de les zelf, zo hebben we een woordweb gemaakt over de Olympische Spelen en hebben we daar zelf veel inbreng in gehad.

Van welke media is gebruik gemaakt?
Tijdens de modelles is er gebruik gemaakt van afbeeldingen en filmpjes. Daarnaast is er ook gebruik gemaakt van ICT, daarbij kun je denken aan internet en Google Earth.

Op wat voor manier is tegemoet gekomen aan Cognitive Theory of Multimedia Learning van Mayer?
In de les zijn we tegemoet gekomen aan de Cognitive Theory of Multimedia Learning van Mayer doordat we onze zintuigen op veel verschillende manieren hebben gebruikt. We hebben filmjes gekeken maar daarnaast ook actief geluisterd naar de docent.

Van welke educatieve bronnen is gebruik gemaakt?
De educatieve bronnen die we in de les hebben gebruikt zijn Google Earth en internet.

Van wat voor soort vragen is in de webwandeling gebruik gemaakt?
In de webwandeling is er gebruik gemaakt van onderzoeksvragen. Hiermee bedoel ik vragen die zelf tot acties uitlokken. Zo hebben we bijvoorbeeld zelf de afstand tussen Nederland en Vancouver uit mogen rekenen. Dit trekt de aandacht van mensen en houdt de betrokkenheid erbij.

Welke stappen uit de geografische vierslag zijn in de webwandeling aan bod gekomen?
In de modelles zijn alle vier de punten uit de geografische vierslag naar voren gekomen. Het wat en waar is terug te vinden in het zoeken van plaatsen in Google Earth maar bijvoorbeeld ook al in het simpel benoemen van de plaats waar de Olympische spelen worden gehouden dit jaar. Het herkennen vind je terug in dat het onderwerp iets uit de belevingswereld van de leerlingen was. Het was een actueel en bij iedereen bekend onderwerp. Het verklaren is teruggekomen in de vraag waarom juist de Winterspelen in dat gebied werden gehouden, zonder sneeuw kunnen er namelijk geen Winterspelen worden gehouden. Het waarderen was terug te vinden in de hele les, je kon overal je mening geven en antwoord geven op de vragen die werden gesteld.

Over het algemeen was dit dus een hele complete les. Alle punten die een goede les maken, zaten in deze modelles. Zelf vond ik het ook erg leuk om te doen!

vrijdag 5 maart 2010

Casestudies Carla Ponte

Omdat ik eigenlijk nog geen idee had hoe een actieonderzoek er uit zou komen te zien, en met mij meerdere mensen uit de klas, hebben we de casestudies uit het boek van Carla Ponte moeten lezen. In het begin zag ik er best tegenop want het waren een heleboel bladzijdes.. Maar na de drie onderzoeken te hebben gelezen, heb ik wel een beter beeld voor mezelf gekregen over mijn eigen onderzoek. Elk onderzoek had iets in zich wat me aantrok, de één natuurlijk meer dan de ander.

Het eerste onderzoek ging over de natuurkundelessen in het middelbaar onderwijs. Wat mij vooral erg aansprak in dit onderzoek was de betrekking van de leerlingen bij het onderzoek. Dit werd vooral door de PMI enquete erg versterkt. Ik denk dat het heel belangrijk is om de mensen die (misschien wel onbewust)deelnemen aan je onderzoek, te betrekken bij je onderzoek. Ook op deze manier kun je goede input krijgen om je onderzoek voort te zetten.
Dit gebeurde ook in dit onderzoek. Na de eerste verkenning bleek dat er uit die onderzoeksvraag geen echte conclusie zou komen. Maar uit de PMI enquete kwam er een ander punt aan het licht om te onderzoeken, hierdoor is het onderzoek en de onderzoeksvraag bijgesteld. Iets wat mij wel erg aansprak!

De andere twee onderzoeken spraken mij iets minder aan. Dit kwam vooral doordat er bij het tweede onderzoek ontzettend veel cyclussen werden doorlopen, iets wat niets voor mij is. Ik onderzoek het liefst zo concreet mogelijk en vind het belangrijk dat er na een aantal cyclussen een conclusie uit het onderzoek is gekomen. Anders kun je jarenlang hetzelfde blijven onderzoeken.
Wat in het derde onderzoek opviel was het vele observeren en het groepsinterview. Dit is iets wat bij dit soort onderzoek goed gebruikt kan worden. Dit zal ik zeker meenemen in mijn eigen onderzoek.

Na alledrie de onderzoeken te hebben gelezen, ben ik tot de conclusie gekomen dat het eerste onderzoek het beste bij mij past. Ik vind het fijn om concreet te werken en om meerdere mensen bij je onderzoek te betrekken. Al met al is het dus erg fijn geweest om deze onderzoeken te lezen en heb ik genoeg ideeen opgedaan!

Muurtje bouwen

Tijdens onze laatste les hebben we een zogenaamd 'Muurtje' gebouwd. Doormiddel van deze opdracht hebben we voor onszelf duidelijk gekregen wat wij verstaan onder 'goed onderwijs'. Hiervoor zijn natuurlijk wel een aantal bouwstenen nodig, deze hebben we op een blaadje gekregen en hebben we moeten uitknippen en tot een piramide moeten leggen. Hierbij lagen de belangrijkste bouwstenen op de onderste rij en de minst belangrijke bouwstenen op de bovenste rij. Op deze manier heb ik voor mezelf duidelijk gekregen hoe ik denk over goed onderwijs. Ik heb zelf op een reguliere basisschool gezeten waar gewerkt werd in fases. Daardoor was er wel een bepaalde uitdaging voor kinderen die dit nodig hadden maar was er ook ondersteuning voor de kinderen die iets minder konden leren. Dit is mij heel erg bijgebleven! Mijn muurtje zag er ongeveer als volgt uit;

De onderste rij (dit zijn voor mij dus de belangrijkste bouwstenen)
- Kinderen leren alleen als ze betrokken zijn.
- Het onderwijsaanbod moet afgestemd zijn op de doelgroep.
- Als leerkracht moet je gedifferentieerd lesgeven.
- De leerkracht kijkt wat er leeft bij de kinderen en gebruikt dat als uitgangspunt voor de lessen.
- Kinderen leren het meest door zelf actief met de leerstof aan de slag te gaan.
- Kinderen worden gevolgd door hun individuele prestaties in beeld te brengen en te kijken of ze zich t.o.v zichzelf ontwikkelen.

De tweede rij
- Doormiddel van observaties kun je als leerkracht kijken of kinderen zich goed ontwikkelen.
- Het belangrijkste doel van het onderwijs is om kinderen zelfredzaam en zelfverantwoordelijk te maken.
- Kinderen leren het meest in heterogene groepen.
- Kinderen zijn zelf verantwoordelijk wanneer ze welke taken doen.
- Kinderen worden gevolgd d.m.v een leerlingvolgsysteem waarin je individuele uitslagen kunt afzetten tegen de norm.

De derde rij
- Kinderen moeten leren dat je sommige dingen gewoon moet doen, ook al vind je het niet leuk.
- Kinderen worden betrokken bij het beoordelen van hun eigen werk.
- Er moet net zoveel tijd zijn voor spel, gesprek en vieren als voor werk.
- Aan de hand van methodes kun je als leerkracht zien of kinderen voldoende en snel genoeg leren.
- Taal en rekenen zijn de belangrijkste vakken, daarmee zou de helft van de tijd gevuld moeten zijn.
- Het belangrijkste doel van het onderwijs is dat kinderen leren lezen, schrijven en rekenen.

De vierde rij
- Bij het lesgeven moet je uitgaan van het 'gemiddelde' van de groep.
- Evalueren gebeurt door het afnemen van gevalideerde toetsen (methodeafhankelijk en methodeonafhankelijk)

De bovenste rij (voor mij de minst belangrijke bouwstenen)
- De leerkracht bepaalt wat de kinderen moeten leren en wanneer.
- Kinderen leren het meest door te luisteren naar de uitleg van de leerkracht.
- Kinderen weten nog niet wat ze niet weten en kunnen dus niet beslissen wat ze willen leren.

Zoals je aan mijn muurtje kunt zien, ben ik een voorstander van de middenweg in het onderwijs. Ik vind het erg belangrijk dat de lessen aansluiten bij de belevingswereld van kinderen maar daarnaast moet er ook gewoon geleerd worden wat niet zo leuk is. Ik vind het lastig om voor mezelf een bepaald type onderwijs te kiezen, ik denk dat in elk type namelijk iets goeds zit. Dit beeld moet ik voor mezelf dus nog ontwikkelen en een keus maken wat voor mij het meest geschikte onderwijs is.

Om in een metafoor te spreken;
Volgens mij is een kind een bloembol of zaadje die moet groeien en daarna vanzelf zal uitbloeien tot een mooie bloem. Dit betekend dat er eerst veel water (input) gegeven moet worden om te groeien, daarna zal het kind zelf bepalen wat er nodig is om te kunnen groeien en uiteindelijk uit te komen in de vorm van een mooie bloem. Hieruit zou je dus kunnen halen dat een ouder kind zelf beter kan bepalen wat hij/zij nodig heeft om goed te kunnen passen binnen de maatschappij waarin hij/zij leeft.